Vandaag de dag hebben mensen een eigenaardige relatie tot de natuur: Iedereen min of meer stedeling geworden, put de natuur uit om er zich tegelijk, tijdens de weekends en de vakantie, gaarne in te nestelen en te vermeien. In zekere zin krijgt deze tweeslachtige houding vorm in de schilderijen van Wenda Kieskamp: waar haar doeken een schilderkunstige exercitie zijn met de natuur, gaat deze laatste er zich uiteindelijk zelf in presenteren. Haar schilderijen, de natuur, aldus aan haarzelf teruggevend, gaan de gangbare levenswijzen te buiten; ze zijn er een subtiele ontmaskering van.
Om dit te bereiken, zet Wenda Kieskamp haar schilderkunst en kracht ten volle in. In de herkenbaarheid van de landschappen en de sfeervolle wijze van hun weergave, schuilt een grote bekoorlijkheid. Deze gaat evenwel gepaard met een nauwelijks verholen spanning tussen een boven en een beneden: nu eens tussen een benedenbos met varens en een bovenbos met bomen, dan weer tussen een landschap en de lucht, en bij uitbreiding tussen planten binnen en buiten of hypergecultiveerd en in het wild; of we treffen er de natuur in confrontatie met de stedelijke bebouwing. Steeds beweeglijk en ritmisch, tussen kwetsbaarheid en weerbaarheid, is het een eigengereide natuur die zich gaandeweg vanuit een draderige en zompige substantie beweegt. En altijd is er de speling van het licht die voor een frisheid en een zekere vergeestelijking zorgt, hetgeen door de kleurstelling nog eens wordt geintensiveerd.
In feite voltrekt zich een schilderkunstige strijd tegen het heersende realisme waarin we via de beeldcultuur ondergedompeld leven, om hier in de nuance en de subtiliteit, in het verrassende en het soms dreigende, een autenthieke en verhevigde natuurervaring te bewerkstelligen. Of anders gezegd, tegen de neiging van de toeschouwer om zich de natuur toe te eigenen, wordt hij er thans door verleid en gegrepen. In de schilderijen van Wenda Kieskamp is het de natuur die ons wegvoert van de gangbare ervaring die we ermee hebben: nu laat zij zich zien zoals zij het wil! Wij staan dan ook soms vreemd te kijken.
– Daan van Speybroeck (Kunstfilosoof Katholieke Universiteit Nijmegen)